Ich weiß nicht was
door Willem Platje

Novalis, pseudoniem van Georg Friedrich Philipp Freiherr von Hardenberg

Oberwiederstedt, 2 mei 1772 - Weißenfels, 25 maart 1801 was een Duits auteur uit de periode van de romantiek.

Novalis was de tweede van elf kinderen. In 1794 beëindigde hij zijn Rechtenstudie in Jena, Leipzig en Wittenberg met glans. In maart 1795 verloofde hij zich - zonder dat zijn ouders ervan wisten - met de twaalfjarige Sophie von Kühn. Na haar dood in 1797 ging hij in Freiberg weer studeren, onder andere chemie en wiskunde. Ook op zijn tweede verloving, in 1798 met Julie von Charpentier, volgde geen huwelijk. Na een maandenlange ziekte overleed hij in 1801 vroegtijdig. Hierdoor werd hij een legendarische figuur (er bestaat zelfs zoiets als "Novalismus").

Ich weiß nicht was   
(
Ballade, vertaling Willem Platje)

 

 

Jüngst als Lisettchen im Fenster saß,

Da kam Herr Filidor

Und küßte sie,

Umschlang ihr weiches, weißes Knie;

Und sagt ihr was ins Ohr,

Ich weiß nicht was.

 

Dann gingen beide fort, er und sie,

Und lagerten sich hier,

Im hohen Gras

Und triebens frei in Scherz und Spaß;

Er spielte viel mit ihr

Ich weiß nicht wie.

 

Zum Spiele hatt er viel Genie,

Er triebs gar mancherlei,

Bald so, bald so,

Da wars das gute Mädel froh,

Doch seufzte sie dabei,

Ich weiß nicht wie.

 

Das Ding behagt dem Herren baß

Oft gings da capo an?

Doch hieß es drauf,

Nach manchem, manchem Mondenlauf,

Er hab ihr was getan;

Ich weiß nicht was.

 

Laatst toen Lisette bij 't venster zat,

Kwam daar Heer Filidoor

En kuste haar,

Omstrengelde haar zachte, witte knie;

En zegt haar iets in 't oor,

Maar wat, dat weet ik niet.

 

Toen gingen beiden heen, hij en zij,

En vlijden zich hier neer,

In het hoge gras

Met scherts en pret nabij het riet

Hij speelde veel met haar,

Maar hoe, dat weet ik niet.

 

In ‘t spel was hij een waar genie,

Bedreef het velerlei,

Soms zo en dan weer zo,

Dat maakte ‘t brave meisje blij,

Zelfs kreunde ze erbij,

Maar hoe, dat weet ik niet.

 

“t Behaagt de heer en hij geniet,

Vaak ging ‘t weer van voor af aan,

Maar, zo later bleek

Na menig omloop van de maan;

Hij had iets met haar gedaan;

Maar wat, dat weet ik niet. 

 

tomsschaakboeken